Bedrijven die van plan zijn glasvezelnetwerken aan te bieden aan de consument, zullen de eerste jaren met aanzienlijke verliezen rekening moeten houden.
Wanneer het glasvezelnetwerk vandaag voor de consument beschikbaar zou zijn, zouden de aanbieders ervan niet eerder dan het jaar 2011 op winst kunnen rekenen. Dit blijkt uit onderzoek van het IT Trends Institute van KPMG Consulting. Het glasvezelnetwerk wordt een belangrijke infrastructuur voor het doorgeven van breedbanddiensten, zoals interactieve televisie, video-on-demand en videofonie. Naar verwachting zal in het jaar 2010 bijna 80% van de Nederlandse huishoudens een breedbandaansluiting hebben.
Volgens KPMG zullen de opbrengsten uit breedbanddiensten via het glasvezelnetwerk in 2011 per huishouden 119 euro per maand bedragen. Hiervan komt 77 euro van (interactieve) televisie en communicatiediensten, 25 euro van reclame-inkomsten en 4 euro van marges uit e-commercediensten. De internetaansluiting levert 13 euro op. KPMG schat de kosten maandelijks op 106 euro: 31 euro voor internettoegang, 28 euro voor het aanbieden van televisie en film, 24 euro voor communicatiediensten, 19 euro voor de aanleg van de glasvezelaansluiting en 4 euro voor het onderhoud van het lokale glasvezelnetwerk. Het beschikbaar komen van glasvezel staat volgens Harry Wijbenga van KPMG Consulting niet ter discussie. “Een zeer gerichte aanpak is echter onvermijdelijk om met deze infrastructuur tijdig uit de rode cijfers te komen”.
De financiële haalbaarheid van glasvezel voor consumenten wordt volgens Wijbenga onder druk gezet door de verwachte concurrentie van breedbanddiensten via kabel, telefoon en ether, de beperkte aantrekkelijkheid van glasvezel door het gebrek aan diensten en de aarzelende bereidheid van consumenten om voor breedbanddiensten te betalen. Daarnaast worden de kosten van de aanleg van glasvezel-tot-de-meterkast, het aanbieden van diensten en content, en het managen van klanten onderschat. Wijbenga: “De aanleg van een werkende, belichte glasvezelaansluiting voor alle 6,7 miljoen Nederlandse huishoudens kost bijvoorbeeld zo’n 18 miljard euro”.
Een gerichte aanpak om de haalbaarheid van fiber-to-the-home te vergroten bestaat uit een gefaseerde realisatie van glasvezelnetwerk. Wijbenga: “Te beginnen in wijken met relatief lage aanlegkosten en een hoog besteedbaar inkomen zoals duurdere appartementscomplexen en bepaalde nieuwbouwlocaties. Daarnaast het combineren van glasvezel met bestaande telefoon- en kabelnetwerken voor de ‘last mile’ naar de meterkast, het verdisconteren van de aanlegkosten in bouwprijzen of lokale heffingen, en het combineren van de realisatie van glasvezel voor consumenten met de bewerking van de kleinzakelijke markt in de woonwijk zoals apothekers, restaurants en winkels”.
De gerichte aanpak gaat volgens Wijbenga in tegen de heersende gedachte van veel bedrijven en overheden om glasvezel vanaf de eerste dag in elke straat van een gemeente te realiseren en glasvezelnetwerken los te zien van andere infrastructuren. “De onderzoeksresultaten benadrukken het belang van een pragmatische en getrapte aanpak om glasvezel voor consumenten betaalbaar te realiseren”.